Dit opinie artikel verscheen op 16 februari in het Parool

Triomfantelijk kondigde wethouder Wonen Ivens het aan in Het Parool: met een creatieve oplossing zorgt hij dat woningen in Amsterdam kleiner dan veertig vierkante meter standaard in het gereguleerde segment vallen. Sociale huur dus, je mag er alleen wonen als je samen minder dan 44.360 euro per jaar verdient.

Dat klinkt misschien prima, maar in de praktijk mag iemand met een middeninkomen straks niet meer in een kleine woning binnen de Ring wonen, want die kleine woning is standaard een sociale huurwoning.
De plannen sluiten Amsterdammers met een middeninkomen in één klap uit, terwijl aan ­betaalbare woningen voor deze groep juist het grootste tekort is.

Het voorstel van de wethouder is exemplarisch voor wat er mis is met de Amsterdamse woningmarkt. De eerste vraag die SP, PvdA en GroenLinks de woningcorporaties stellen, is: hoe behouden we zo veel mogelijk sociale huurwoningen en hoe bouwen we er zo veel mogelijk bij? Terwijl er geen stad is met meer sociale huurwoningen dan Amsterdam.

57 procent van het aanbod op de woningmarkt is sociale huur. Met het nostalgische verlangen naar de jaren tachtig, met Jan 'honderd procent sociale huur' Schaefer, houden ze de tweedeling op de woningmarkt in stand.

Totaal onbereikbaar

De oplossing ligt in het bouwen van veel meer betaalbare huurwoningen voor middeninkomens. Met een huur tussen de 710 en 1000 euro. Daarnaast moeten meer woningen die nu sociaal verhuurd worden, beschikbaar komen voor het middensegment. Nu is dit aanbod veel te laag, met als resultaat huren rond de 1500 euro. Totaal onbereikbaar voor starters en Amsterdammers met een middeninkomen.

De afgelopen jaren zijn al diverse voorstellen gedaan. Ook zijn er, mede dankzij D66 en VVD, in de afgelopen twee jaar meer middenhuur­woningen bijgekomen dan ooit tevoren. Maar dit is nog niet genoeg. Alles moet uit de kast worden gehaald voor middenhuurders die in de knel zitten.

Ten eerste moeten we, als het gaat om nieuwbouw, de grondprijzen verlagen om gespreid over de stad middenhuurwoningen te bouwen. Hier horen harde afspraken bij over wie in die woningen mag wonen en wat de maximale huur mag zijn. Zo verzekeren we huurders dat ze langdurig in hun huis kunnen wonen en niet door huurstijgingen gedwongen worden te ­vertrekken.

Noodlijdende groep

Bij bestaande bouw moeten we afspraken ­maken met de woningcorporaties over meer ­gemengde buurten. Allereerst door in delen van Amsterdam waar nog meer dan vijftig ­procent sociale huur is, zoals in Noord, Nieuw-West en Zuidoost, veel meer sociale huurwoningen van corporaties te verkopen.

Ten tweede door juist in buurten waar veel ­particuliere sociale huurwoningen zijn, zoals in De Pijp en Oud-West, geen sociale huurwoningen meer te verkopen, maar naar het middensegment te verplaatsen.

Tenslotte moet elk gesprek over de Amsterdamse woningmarkt beginnen met de vraag: hoe zorgen we voor veel meer betaalbare huurwoningen voor middeninkomens? Want willen we gelijke kansen bieden voor alle inkomensgroepen op de woningmarkt, dan is het zaak dat we ook spreken over de meest noodlijdende groep op de markt.

Huisjesmelkers

Het idee van wethouder Ivens om kleine ­woningen alleen beschikbaar te stellen als ­sociale huur, zet Amsterdammers met een ­middeninkomen wéér aan de zijlijn. Ook D66 wil huisjesmelkers die kleine studentenwoningen verhuren voor 1250 euro in de maand voorkomen.

Zulke excessen moeten worden aangepakt. Maar de oplossing zit in harde afspraken met ontwikkelaars en maatwerk, niet in een paardenmiddel dat in één klap alle midden­inkomens uitsluit van een betaalbare woning.

Het is hoog tijd dat links de nostalgische ­behoefte loslaat om alleen te denken vanuit ­sociale huur. Zo houden ze de tweedeling tussen sociale huur en dure huur- en koopwoningen in stand, die door het woningbeleid van de afgelopen decennia is ontstaan. En dat is waar de middeninkomens al jaren de dupe van zijn.