Dit interview is eerder verschenen bij ORAM, het netwerk voor bedrijven in de regio Amsterdam

Ondernemend Amsterdam volgens Reinier van Dantzig, lijsttrekker D66

D66-lijsttrekker Reinier van Dantzig staat een realistisch, redelijk en slagvaardig stadsbestuur voor ogen. Om dat laatste te bereiken is een intensievere samenwerking tussen gemeente en bedrijfsleven nodig, vindt hij. ‘Ik heb het de afgelopen bestuursperiode herhaaldelijk tegen de linkse drie partijen gezegd: de gemeente kan onmogelijk alles zelf. Ze is daar qua kennis niet op toegerust, daarnaast zou het de Amsterdammer een fortuin kosten en bovendien zijn overheden slecht in uitvoering. Dus ik snap ondernemers die zeggen: als de overheid het allemaal zelf wil blijven doen, dan vertrouw ik er niet op dat het goed gaat.’

Omdat hij naast politicus zelf ook ondernemer is, staat Van Dantzig ORAM te woord in Café Kiebêrt, een van zijn horecabedrijven. Hij is een expressieve prater, in woord en gebaar. Gepassioneerd over wat hij met Amsterdam wil, over wat al bereikt is en over de thema’s waarop het gas wat hem betreft dieper ingetrapt moet worden. Gedurende de komende vier jaar, waarin Van Dantzig zelf als wethouder Wonen hoopt mee te besturen, moet eerst worden afgerekend met een erfenis die haar schaduw voorlopig vooruitwerpt: de coronapandemie. Want die heeft Amsterdamse ondernemers echt heel hard geraakt, zegt Van Dantzig. ‘Ik verwacht dat het herstel nog redelijk lang kan duren. Het is natuurlijk fijn dat we allemaal weer open zijn, maar je maakt de verloren omzet en het verloren personeel niet zomaar even goed. Voor de komende vier jaar heeft het erbovenop helpen van ondernemend Amsterdam wat mij betreft dus topprioriteit.’

In de eerste plaats gaan Van Dantzigs gedachten dan uit naar de zwaarst getroffen sectoren, zoals horeca en toerisme. Hij verwacht dat een moderne bezoekerseconomie de geslagen gaten weer zal vullen, maar benadrukt dat het noodzakelijk zal zijn om de hele Amsterdamse economie te versterken door die te diversifiëren. ‘Tegelijkertijd staan we in het oog van de storm door drie crises die Nederland teisteren: de woon-, klimaat- en kansencrisis. We zullen voor die eerste meer moeten bouwen en dan met name gericht op het middensegment. Wat betreft het klimaat lopen wij als stad voorop en moeten we die positie voor de komende jaren ook vasthouden, want we zullen alles op alles moeten zetten om schadelijke klimaatverandering te voorkomen. Daarvoor is op korte termijn gekwalificeerd personeel nodig, zowel hooggeschoold als praktisch opgeleid. En als het over opleidingen gaat, gaat het over kansenongelijkheid. De inzet van D66 is dan ook om het lerarentekort terug te brengen naar nul.’

Niet alles wat je wilt, kan meteen. Als je een prioritering moet aanbrengen, wat zijn dan de zaken die je direct wilt aanpakken?
‘Zorgen dat de Amsterdamse economie weer vol gaat draaien, dat we ons geld weer verdienen en mensen aan het werk gaan. Zorgen dat we nu, in de nadagen van corona, niet alsnog Amsterdamse ondernemers verliezen. Dan heeft de verschrikkelijke oorlog in Oekraïne naast humanitaire ook economische gevolgen, denk aan inflatie, leveringsproblematiek en enorme energievraagstukken. En daarnaast moeten we de woningmarkt reguleren en zorgen dat we met ontwikkelaars maar ook met de haven het gesprek aangaan hoe we snel meer woningen kunnen realiseren.’

Hoe kijk je naar mobiliteit en bereikbaarheid?
‘Dat vinden wij enorm belangrijk. Bijvoorbeeld Zuidasdok gaat enorm veel betekenen voor onze bereikbaarheid, ons internationaal treinverkeer, verduurzaming en de vele bouwactiviteiten op de Zuidas. Met die bereikbaarheid staan of vallen onze economische groeikansen en aangezien er nu bij het Rijk een substantiële pot met geld staat, is dat juist dé kans om tegelijkertijd verschillende bouwprojecten, zoals ook het doortrekken van de Noord/Zuidlijn, én een betere bereikbaarheid voor de stad te realiseren. Want laten we eerlijk zijn, Den Haag zal toch niet willen dat de economische motor van Nederland piepend en krakend tot stilstand komt?’

Je praat wel over mega-investeringen en zult dus onvermijdelijk keuzes moeten maken.
‘Klopt, een van de keuzes die wij maken is om onze grondportefeuille voor ons te laten werken. Wij zoeken de dekking dus niet in het verhogen van de OZB, wat je veel linkse partijen hoort opperen. Dat lijkt mij in deze economische tijd heel onverstandig. Wij willen daarentegen juist koopwoningen laten bouwen, omdat dat niet alleen fijn is voor al die mensen die de haren uit hun hoofd trekken als ze een rondje Funda doen, maar ook omdat het de stad gewoon geld oplevert waarmee je weer kunt investeren in bereikbaarheid, energietransitie en het betaalbaar houden van woningen. Meer koopwoningen lost dus meerdere problemen op. Voor mij gaat politiek puur over zaken die je realiseert. Al die dromen voor de stad zijn mooi, maar het gaat uiteindelijk alleen maar om de vraag: wat krijg je voor elkaar?’

Inzoomend op de woningmarkt, een brandpunt in de gemeentelijke politieke discussie: ‘Wij hebben gezegd dat wij er negenduizend kunnen bouwen, waarvan de helft voor het middensegment. Je hebt dan wel koopwoningen nodig. Nu zegt GroenLinks dat het geen koopwoningen wil bouwen omdat die toch naar speculanten gaan, maar ze lijken te vergeten dat er ook gewoon Amsterdammers in wonen. Ik snap de zorg overigens wel, want we zien allemaal dat deze woningmarkt niet functioneert en dan moet je hem reguleren. Dat mag wat mij betreft ook vrij stevig gebeuren. Ik denk dan aan opkoopbescherming, antispeculatiebedingen, huurregulatie, hogere boetes op leegstand en ook het belasten van leegstand, als prikkel om iets met vastgoed te doen. Ook dit vraagt tijd, maar kan geregeld worden.’

Met grote ontwikkelingen zoals Haven-Stad zie je vaak dat er in de planvorming nauwelijks aandacht is besteed aan wat we met de bedrijven moeten doen die daar nu zitten. En we zien dat ook in de regio, zoals bij Achtersluispolder in Zaanstad waar zeshonderd bedrijven zitten en waar ook een woningplan is uitgerold. Toch moet ergens ruimte gevonden worden. Dat kan niet binnen de gemeente alleen en is daarmee ook echt een regionale opgave. Hoe zie jij dit?
‘Daar sluit ik me helemaal bij aan. We zijn dan ook bezig de regionale samenwerking te verstevigen. Je ziet ook dat de regio de stedelijke problematiek aan het overnemen is en dat wat in Nederland gaat spelen hier vaak al zes jaar eerder aan de orde is. We kunnen als stad hierin meedenken en helpen, en dat zal nodig zijn omdat je niet bedrijven eruit kunt duwen en tegen de regio kunt zeggen: succes ermee!’

Toch werd dat in de omgevingsvisie wel gewoon gezegd.
‘Ja, en daarom hebben wij een voorstel ingediend dat alleen kan werken als je mét de regio naar nieuwe vestigingsplekken zoekt. Zoals ik ook al tijdens het ORAM-ondernemersdebat zei, kijk ik dan naar de hele corridor. Naar IJmuiden, richting Almere, want op de wereldschaal is dat allemaal echt niet ver weg. Amsterdam zal ook de samenwerkingsbanden met Zaandam en Haarlemmermeer moeten aantrekken, juist ook omdat het bedrijfsleven bereid zal moeten zijn op te schuiven. Daarbij denk ik vooral aan de grote industriële bedrijven met milieucontouren, voor wie we een goede nieuwe locatie moeten inrichten. Daarnaast zijn er steeds meer, vooral dienstverlenende bedrijven en Tech start ups, die je binnenstedelijk kunt inpassen. We zullen wel steviger het gesprek met ondernemers aan moeten gaan over wat voor hen geschikt is en wat ze nodig denken te hebben. Je kúnt dan ook tot de conclusie komen dat er voor een bepaald bedrijf binnen de bredere visie op de Metropoolregio Amsterdam geen plaats meer is. Als die op een plek zitten waar woningbouw mogelijk is, dan kan een uitkoopregeling aan de orde komen.’

Genoeg te bespreken dus met ondernemers. Kun je in dat opzicht ook gewoon stellen dat er meer met hen gepraat moet worden?
‘Absoluut! Het is daarbij belangrijk hoe je het aanvliegt. Ik ben natuurlijk zelf gewend veel met ondernemers te praten en volgens mij begint dat gesprek altijd met de vraag: wat zijn onze twee belangen? Ik denk dat dit in de praktijk nog veel te weinig gebeurt, terwijl het belangrijk is om dat te doen en vervolgens zorgvuldig met die belangen om te gaan. Tegelijkertijd zullen ondernemers zich er op hun beurt voor moeten inzetten om in harmonie met hun omgeving te functioneren. Ik weet als horecaondernemer hoe belangrijk dat is.’

Hoe zou jij ervoor willen zorgen dat alle Amsterdamse bedrijven toegevoegde waarde voor de stad hebben?
‘Ik vind dat je bedrijven die zich hier willen vestigen om een bijdrage mag vragen. Ten dele dragen ze overigens al bij via erfpacht en belastingen. Daarnaast zou ik bedrijven vaker willen uitdagen om zelf met concrete ideeën en oplossingen te komen voor de stad. Samenwerking tussen het bedrijfsleven en het Amsterdam Metropolitan Institute kan ook een katalysator zijn. Dat hebben we echt nodig als je bedenkt dat we alleen door innovatie de economie kunnen verduurzamen en de energietransitie succesvol kunnen doormaken. Wat dat betreft denk ik ook dat we in de haven veel meer innovatieve bedrijvigheid moeten krijgen en weg moeten van dat gesprek over zaken waarover we het oneens zijn. Maar om écht een deuk in een pakje boter te slaan, moeten partijen elkaar opzoeken. Want overheid, bedrijfsleven, ontwikkelaars en investeerders kunnen samen heel veel betekenen voor Amsterdam.’