Maar opnieuw gooide de pandemie roet in het eten. De besmettingscijfers liepen weer op, de vaccinaties gingen trager dan gedacht. Het perspectief op heropening van de horeca verdween weer uit het zicht. “We hadden de menukaarten voor 2021 al af, de kassa’s waren geprogrammeerd,” zegt Van Dantzig. “We balen ontzettend. Maar als je naar de cijfers kijkt, snap ik het wel.”

Zo ging het eigenlijk in het hele coronajaar 2020. ­Reinier van Dantzig en zijn vrouw Nirvana zweefden voort­durend tussen hoop en pessimisme. “Ik werd er helemaal gestoord van, je leeft van persconferentie naar persconferentie. Het is soms alsof je hogere coronakunde moet studeren om het te kunnen begrijpen.”

Bij aanvang van de tweede lockdown in oktober besloten ze hun zaken – Italiaans restaurant Mappa in de binnenstad, Café Kiebêrt in Zuid en terras/bar/restaurant De Vondeltuin in het Vondelpark – de hele winter dicht te gooien in afwachting van betere tijden. Via een Zoomsessie moesten ze het personeel vertellen dat er voor hen geen werk meer was. Iedereen werd ontslagen, een paar koks uitgezonderd.

“Je zag mensen huilen achter hun schermpjes. Ik had ook prikkende ogen, het was verschrikkelijk om te moeten doen. Het raakte me diep dat de meeste mensen het voor ons nog erger vonden dan voor zichzelf.” Voor Van Dantzig was dit het bewijs dat hij, zijn vrouw en twee compagnons een familie­bedrijf hebben opgebouwd: veel personeel wordt beschouwd als extended family.

Dat kan ook bijna niet anders als je leven draait om horeca. Afwassen in een spoelkeuken was Van Dantzigs eerste baantje, als tiener leerde hij Nirvana kennen achter de bar van Café Bédier (“die stripteasepaal stond er toen nog niet”) en op zijn 21ste werd hij, samen met zijn moeder, eigenaar van De Vondeltuin.

Na het zwaarste horecajaar ooit bereidt Van Dantzig zich nu voor op het voor­lopige einde van zijn leven als kroegbaas. Hij is namelijk ook politiek actief. In 2014 kwam hij voor D66 in de gemeenteraad, in 2017 werd hij lijsttrekker van zijn partij in Amsterdam, en na de verkiezingen van 2022 wil hij wethouder worden van de stad. Het is tijd voor zijn ‘maatschappelijke dienstplicht’, zegt hij: tijd om iets terug te doen voor de stad die hem zoveel geluk heeft gebracht. Langzaam maar zeker verdwijnt de horeca naar de achtergrond komt de politiek op één te staan.

De horeca is een van de zwaarst getroffen sectoren door de pandemie. Hoe heeft u het zakelijk gezien overleefd?

“We stonden er gelukkig goed voor. We waren net op een punt aangekomen dat de zaken zoveel opleveren dat we iets opzij konden zetten. Toen ik in februari zag dat Milaan op slot ging, heb ik een hele dag voor de tv gezeten. Ik was compleet van slag door die beelden van een lege stad en vroeg me af hoe wij dat in hemelsnaam zouden overleven. We hebben toen al besloten om voorlopig geen nieuwe investeringen meer te doen, geen extra personeel aan te nemen en niets te vervangen in aanloop naar het nieuwe horeca­seizoen. Dat was onze redding. Toen we dicht moesten, zat er geld in onze zak. We stonden er relatief goed voor.”

Wat deed u toen u doorkreeg dat ook Amsterdam en de rest van Nederland op slot zouden gaan?

“Op de zondagavond dat we hoorden dat alles per direct dicht moest, waren we met z’n drietjes thuis – Nirvana, ik en onze zoon Mozes. Nirvana sprong op om naar de zaak te gaan, ik bleef thuis bij Mozes. Het was volle bak bij Mappa en Kiebêrt. Al het personeel dat vrij was, kwam uit zichzelf opdagen om mee te helpen. Prachtig om te zien. We hebben iedereen naar huis gestuurd en het eten verdeeld. De biertank was net gevuld met duizend liter bier; die is door de brouwer leeggehaald en verwerkt tot handgel. Van de slager mochten we het vleesbonnetje van die week doorstrepen, hartverwarmend. Ik heb een paar nachten wakker gelegen van de stress en toen een hypotheek op onze woning genomen. Ik dacht: we leggen een dijk van geld aan, zodat we overal op voorbereid zijn.”

De horeca bepaalde het leven van uw gezin. Wat veranderde er door corona?

“Nirvana en ik zijn al heel lang samen, maar door ons werk achter de bar was op zondagavond samen eten al heel wat. Ineens waren we de hele dag samen; we zagen elkaar nooit eerder zoveel als nu.

Ik heb de politiek nog, dat neemt ongeveer alle tijd in beslag die je overhebt – sinds corona heel veel, dus. Voor Nirvana was het best moeilijk dat ik de hele dag bellend door het huis liep te ijsberen. Maar als gezin kwamen ineens in een normaal ritme. Vroeger wist iedereen dat je mij niet moet bellen voor negen uur, tegenwoordig gaan we met de avondklok op stok en ben ik tegelijk wakker met Mozes. Ik heb in die eerste weken ook veel gekookt, mijn bearnaisesaus geperfectioneerd en zo.”

Wat was uw dieptepunt in 2020?

“Het ontslag van praktisch al ons ­personeel in oktober. Tijdens de eerste lockdown hebben we alle mensen die op de loonlijst stonden erdoorheen gesleept en ze 100 procent doorbetaald. In de zomer hebben we een deel van de schade terugverdiend, maar niet alles, om­dat er geen groepsborrels waren toegestaan. Wij moeten in de zomer geld verdienen om het in de winter vol te houden, dat is in andere jaren ook zo. In oktober was er geen perspectief meer voor heropening, dus besloten we helemaal dicht te gaan. Daarbij speelde ook mee dat we door moesten met ons leven, zonder elke twee weken zenuwachtig naar de cijfers te ­kijken in de hoop op heropening.”

U kreeg NOW-steun. Die vergoedt uw loonkosten, zodat mensen in dienst kunnen blijven. Waarom heeft u toch iedereen ontslagen?

“Van de loonsteun moet ik twintig tot dertig cent op elke euro zelf betalen. Als je een halfjaar dichtgaat, tikt dat enorm aan. Ik snap dat dit niet het doel van de NOW-regeling was, die is er om werknemers door de crisis heen te helpen. Maar als ondernemer moest ik concluderen: het is niet genoeg. Die reorganisatie voelde wel als een enorme paradox: in mijn politieke werk probeerde ik de stad juist overeind te houden. Maar als politicus geloof ik uiteindelijk ook niet dat het de oplossing is om ondernemers als een barmhartige Samaritaan te zien. Ik heb ook een verantwoordelijkheid naar mijn financiers en leveranciers. Ondertussen lopen de schulden op – de belastingschuld alleen is nu al een half miljoen euro. Het gaat jaren duren om dat weer terug te betalen.”

De horeca heeft voor corona jarenlang goed verdiend, hoe kan het dat er na één slecht jaar zoveel ondernemers op omvallen staan?

“De marges zijn klein in de horeca, de huren hoog. Daarom wil je, zodra het kan, de volgende stap zetten. In normale tijden geldt: hoe groter het bedrijf, hoe meer zekerheid je hebt. Niet iedereen zal die groei tot achter de komma hebben uitgerekend, en zij komen nu in de problemen. Dit businessmodel zal de komende jaren anders moeten, alleen al omdat de meeste ondernemers een hele tijd bezig zullen zijn om de schulden die in 2020 zijn aangegaan terug te betalen. De huren moeten omlaag en de prijzen zullen iets omhoog gaan. Een biertje gaat bij ons 3,30 euro kosten. Dat is niet goedkoop, nee.”

Het grootste deel van Van Dantzigs leven speelt zich af op één vierkante kilometer in Zuid, grapt hij weleens. In 1986 werd hij geboren aan de Koninginneweg, als enige zoon van Hannie en Reinier van Dantzig. Met zijn moeder, die als stewardess werkte, vloog hij op jonge leeftijd de hele wereld over. Met zijn vader, die een keten van fysiotherapie­praktijken had en enige bekendheid vergaarde als fysiotherapeut bij Ajax, liep hij rond bij Ajax en AC Milan. Daar moest Van Dantzig senior de kwetsbare enkel van spits Marco van Basten klaarstomen voor het EK van 1988. “We kregen tot ver daarna nog kerstpakketten van AC Milan, met shirtjes en delicatessen. Dat was een jaarlijks hoogtepunt.”

Zijn vader kocht eind jaren negentig De Vondeltuin om er rolschaatsen te ­ver­huren, zijn moeder dreef de horeca. Op zijn 21ste, tijdens een studie economie aan de UvA, werd Van?Dantzig vennoot van De Vondeltuin.

Uw jeugd was zorgeloos. Hoe bent u hierdoor gevormd?

“Ik ben er altijd maar eerlijk over: ik ben niet geboren met een zilveren lepel in mijn mond, maar met een complete gouden bestekbak. Dat is nu eenmaal zo, en ik zou het iedereen gunnen. Ik was een jongen uit Zuid, compleet met scooter, heel cliché, die veel tijd heeft doorgebracht hangend op de bankjes van de Apollolaan. School ging ook goed, alleen bij Latijn moest ik veel afkijken om het te halen. Later ging ik in de weekends veel voetballen en veel uit. Nachtenlang in Club 11, veel house en techno, als je er maar tot de ochtend op kon dansen.”

Als leider van D66 Amsterdam zegt u te willen opkomen voor de middenklasse, maar bent u gezien uw bevoorrechte achtergrond wel in staat om te doorgronden wat dat inhoudt?

“Er zijn twee belangrijke dingen in mijn leven gebeurd waardoor ik met beide benen op de grond sta. Ik ben op mijn 21ste ondernemer geworden in De Vondeltuin. Ja, ik heb een aandeel van mijn vader onder gunstige voorwaarden overgenomen, maar ik heb daar alles geleerd en alle fouten gemaakt die er maar zijn. Ik wilde bijvoorbeeld bediening op het hele terras introduceren en heb er zelfs nieuwe kassa’s voor gekocht, maar kwam er toen achter dat dit dubbel zoveel per­soneel kost en je dus als eigenaar weinig overhoudt aan het eind van het jaar. ­Pijnlijk, maar ook heel leerzaam. Daarnaast is Nirvana in 2005 mijn leven gekomen. Ze groeide met haar zus op bij een alleenstaande moeder, in Bos en Lommer toen het nog geen ‘BoLo’ was. Midden in de crisis zijn we samen met Kiebêrt begonnen, daarna met Mappa. Door haar en onze tijd samen ben ik een beter mens en een betere politicus geworden. Ik heb ontzettend veel geleerd.”

Wat dan?

“Wat niet? Al in De Vondeltuin werd er best vaak loonbeslag gelegd. Dat betekent dat een personeelslid problematische schulden heeft gemaakt die bij de werk­gever op het loon worden ingehouden. Ik kwam er heel jong achter in wat voor misère je terecht kunt komen als je een paar keer een boete niet betaalt. Nederland kan zo’n hard land zijn, we hebben echt te weinig vertrouwen in elkaar.”

“Een ander onderwerp dat ik tegenkwam, was discriminatie. Personeelsleden met een migratieachtergrond en een mooie auto kwamen soms te laat. Dan waren ze weer eens aangehouden, voor niets, bloed­frustrerend natuurlijk. Het zijn eyeopeners voor mij geweest, en het verklaart mijn huidige weerstand tegen preventief fouilleren in Amsterdam.”

Veel ondernemers komen bij de VVD terecht, u koos voor D66. Waarom?

“Ik ben een blauwe maandag lid geweest van de VVD, maar toen Rita ­Verdonk opkwam, heb ik dat lidmaatschap met een boze brief beëindigd. Door het ­reizen met mijn moeder wist ik dat het niet normaal was dat wij het in Amsterdam extreem goed hebben. Ik leerde thuis dat als je blij bent met wat je hebt, je ervoor moet knokken om het zo te houden. Via een masterclass kwam ik bij D66 Amsterdam terecht en dat sprak me enorm aan. Toevallig zat ik bij Ajax op de tribune vlak bij Roger van Boxtel, voormalig D66-minister en toen senator. Ik kon bij hem aan de slag als part­­time fractiemedewerker. Ik vond ­poli­tiek geweldig en zat er sindsdien middenin. Het was ook goed voor mij om onder een baas te werken, in plaats van altijd de baas te zijn.”

Terwijl Van Dantzig zijn horecabedrijf opbouwde, werkte hij gestaag aan een politieke carrière. Hij belandde na zijn werk voor Van Boxtel al snel in de gemeenteraad, volgde Jan Paternotte in 2017 op als lokaal partijleider. Volgend jaar wil hij als wethouder aan de slag. Euforisch vanwege de winst van D66 bij de Tweede Kamer­verkiezingen kondigde hij op een leden­bijeenkomst op de uitslagenavond voor 2022 een electorale ‘slag om Amsterdam’ aan. Hij wil D66 weer de grootste van de stad maken.

De vraag is of het succes van D66-leider Sigrid Kaag beklijft en D66 volgend jaar de grootste partij kan worden in grote steden. Kaag en Van Dantzig hebben in elk geval een belangrijke eigenschap gemeen: ze zijn allebei niet van plan zich anders voor te doen om de kiezer te paaien.

Kaag stond als vrouwelijke lijsttrekker symbool voor nieuw leiderschap, wat kiezers aansprak. U bent de zoveelste witte heteroman met ambitie. Bent u de ideale kandidaat om D66 Amsterdam te leiden?

“Ik vind het een tikje ongemakkelijk om te zeggen: ik ben een witte heteroman, dus ik doe het niet. Bovendien ben ik in onze fractie de enige witte hetero, ons team is hyperdivers. Iedereen die lijsttrekker wil worden, mag z’n vinger opsteken. Wat ik kan bieden is dat ik als ondernemer aan den lijve heb ondervonden wat deze crisis veroorzaakt en de politieke en zakelijke ervaring heb om onze stad er weer bovenop te helpen. Het klopt dat ik een jongen uit Zuid ben met een paar cafés, en dat ik niet in een achterstandswijk heb gewoond. Maar ik weiger me anders voor te doen dan wie ik ben voor de stemmen. Ik vertel het zo eerlijk mogelijk en maak er geen excuses voor.”

U heeft een voorbeeldfunctie als politicus. Wringt dat weleens met uw ondernemerschap?

“Ik ben zo transparant mogelijk, en ik heb veel contact met Bureau Integriteit om te voorkomen dat er discussie ontstaat. Die adviseren over nevenfuncties – ik ben nu parkeerwacht tijdens wedstrijden van Ajax – maar bijvoorbeeld ook inzake de verbouwing van De Vondeltuin, een pand dat we huren van de gemeente. Eigenlijk mogen zittende raadsleden geen huur­contract afsluiten voor gemeentelijk bezit, maar ik heb een ontheffing gekregen om­dat er anders niet verbouwd kon worden. Ik lig als raadslid en ondernemer onder een vergrootglas, maar dat hoort erbij.”

In uw Cafe Kiebêrt werden weleens Club Ê-feestjes georganiseerd, met veel zonnebrillen en smileys, verwijzingen naar harddrugsgebruik in de house­cultuur. Past dat bij uw voorbeeld­functie als politicus?

“Ik ga er straks niet meer over, want als ik wethouder word, zet ik zakelijk gezien alles op afstand. Maar wat mij betreft blijft Club Ê gewoon bestaan. Even: house is een gerespecteerd onderdeel van de Nederland­se cultuur, waar ik enorm van kan genieten. Het is echt niet zo dat elke dj met een zonnebril die een smiley ophangt drugs­gebruik entameert. Net als in elke horecazaak in Amsterdam zal er in onze zaken best eens gebruikt worden, maar je wordt er ook uitgezet als je betrapt wordt op het nemen van drugs. Er staat gewoon een beveiliger voor de deur. Ik zet me als politicus in voor de legalisatie van wiet en xtc. Zolang er in een groot deel van de maatschappij veel draagvlak is voor deze drugs, gaat een verbod niet werken. Ook bij het OM, de politie en Defensie werken mensen die weleens drugs gebruiken.”

Als wethouder zou u op een vrije dag ook nog weleens op een festival dansen onder het genot van een halfje xtc?

“Dat sluit ik zeker niet uit, daar schaam ik me ook niet voor. Er zijn vast mensen die dit een slecht voorbeeld ­vinden, maar net als met alcohol moet je ook gezond en weloverwogen omgaan met drugs. Bovendien denk ik dat iedereen er na corona naar snakt om elkaar te knuffelen met goede housemuziek op de achtergrond.”

D66 wordt in Amsterdam een ‘festivalpartij’ genoemd. Ergert u zich daaraan?

“Heel veel Amsterdammers gaan graag naar festivals. Die discussie over overlast heeft ook met verdraagzaamheid te ma­ken. Ik woon nabij het Olympisch Stadion en daar hoor ik ook weleens dat ze een concert organiseren. Twintig keer per jaar is te veel, twee keer per jaar is te ­weinig. Laten we er samen uitkomen, dat is de stad waar ik naartoe wil.”

Waarom bent u tegen de stelling ‘Am­sterdam is voor de Amsterdammers’?

“Ik vind dat een dorpse mentaliteit. Het is onvermijdelijk dat Amsterdam na corona doorgroeit en door de grens van een miljoen inwoners heen gaat. Het is geen doel op zich, maar deze stad is ook bedoeld voor mensen die hier niet geboren zijn. Groei geeft ons de slagkracht om iets te doen aan grote problemen en kwesties als de woningnood, de verduurzaming en de kansengelijkheid. Ik zie al een poosje dat een kok meestal te weinig verdient om iets fatsoenlijks in Amsterdam te kunnen kopen en mijn vrienden kiezen helaas ook steeds vaker voor een gezinswoning buiten Amsterdam, omdat het hier niet meer te betalen is. Groei komt op deze stad af. Ik wil het voor de stad laten werken in plaats van het te ondergaan.”